Ontwikkeling modellen ontwerpinstrumentarium Maas : schematisaties maas-oi2023_6-v1 en maas_oi2023_mknov_6-v1
Author(s) |
E.C. van der Deijl
|
A.Z. Visser
Publication type | Report Deltares
Voor het ontwerp instrumentarium (OI; onderdeel van BOI2023) wordt een model ontwikkeld dat de huidige situatie van de Maas (2019) aangevuld met verleende vergunningen, vegetatielegger en toekomstige projecten met status toetst aan het zichtjaar van 2075 en 2125. Het is de wens om te rekenen met een model waarbij er bij extreme afvoeren (6000 m3/s) geen water tegen de modelranden van hoger gelegen gebieden staat.
De verschillen in berekende waterstand zijn het grootst bij een afvoer van 6000 m³/s. Dit is zowel voor de stationaire (max. -28 cm) als de dynamische berekeningen (max. -30cm) het geval in de vergelijking tussen zowel de modellen maas-oi2023_6-v1a en maas-hr2023_6-v1a als tussen de modellen maas-oi2023_mknov_6-v1a en maas-hr2023_mknov_6-v1a.
Voor OI is het de wens om te rekenen met een model waarbij zelfs bij extreme afvoeren (6000 m3/s) geen water tegen de modelrand staat. Uit de maximale waterdieptes van de afvoergolf van 6000 m3/s van zowel het maas-oi2023_6-v1a als het maas-hr2023_6-v1a blijkt dat het totale gebied dat overstroomt toe is genomen door de toevoeging van de hoger gelegen gebieden. Er zijn over het algemeen droge roostercellen langs de randen van de toegevoegde hoger gelegen gebieden aanwezig.
Er zijn echter ook nog steeds locaties waar het water rijkt tot aan de modelgrens. Echter blijkt voor al deze locaties dat of 1) de waterdiepte op deze locaties zeer klein is, of 2) dat het water staat tegen de steile hellingen van nog hoger gelegen gebieden of 3) dat het water staat tegen het talud van snelwegen of spoorwegen of 4) dat het water staat tegen primaire keringen. Een verdere uitbreiding van het modelgebied zal daarom maar zeer beperkte invloed op de berekende waterstanden hebben.