Onderzoek dijkversterking Kinderdijk-Schoonhovenseveer
Waterschap Rivierenland heeft van 2014-2018 de Lekdijk tussen Kinderdijk en Schoonhovenseveer (KiS) versterkt. Het waterschap heeft Deltares in april 2021 gevraagd een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de veiligheid van de dijk en de ontwerpaspecten van de dijkversterking. De aanleiding voor het onderzoek is dat het waterschap op 14 april 2021 een rapport heeft ontvangen van de heer Van Baars, waarin hij kanttekeningen plaatst bij de uitvoering en dijkveiligheid van het dijkversterkingsproject.
Het onderzoek van Deltares is opgedeeld in drie fases:
Fase 1: Acuut waterveiligheidsrisico
De meest urgente vraag, is er sprake van een acuut waterveiligheidsrisico, is onderzocht in de eerste fase. Deltares heeft op 2 juli 2021 de resultaten gedeeld met Waterschap Rivierenland. Uit dit onderzoek, dat Deltares samen met externe, onafhankelijke deskundigen uitvoerde, blijkt dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat er sprake is van een acuut waterveiligheidsrisico bij de Lekdijk tussen Kinderdijk en Schoonhovenseveer.
Fase 2: Ontwerp en lessons learnt
In de tweede fase van het onderzoek is Deltares dieper ingegaan op de ontwerpaspecten die Van Baars in zijn rapport noemt. Daarbij is ook gekeken naar welke lessen we kunnen trekken uit dit onderzoek naar de toepassing van deze dijkversterkingsmethode voor HWBP-projecten in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).
Fase 3: Definitief oordeel waterveiligheid
Nadat het Deltares onderzoek van fase 1 en fase 2 was voltooid zijn deze rapporten aan het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) voorgelegd. In het advies daarover van ENW (ENW, December 2021) wordt onder meer het volgende punt aangegeven: “Hoewel boorpalen vaker worden toegepast, is de goede kwaliteit niet bij elke bodemopbouw vanzelfsprekend. Bij Kinderdijk-Schoonhovenseveer betreft het een eerste toepassing bij een dijkversterking. De waargenomen vernatting en vervorming, in combinatie met de specifieke kenmerken van de omgeving, maken dat naar het oordeel van het ENW niet zonder meer op de goede kwaliteit van de boorpalen gerekend mag worden. Voor een definitief oordeel over de waterveiligheid wordt onderzoek naar de oorzaak van de vernatting en de gerealiseerde kwaliteit van de boorpalen aanbevolen.”
Om de waargenomen signalen te kunnen duiden en te kunnen beoordelen of er een waterveiligheidsrisico is, zijn door Waterschap Rivierenland een aantal nieuwe onderzoeksvragen gesteld aan Deltares. Deze vragen betreffen het fase 3 onderzoek en heeft bestaan uit de volgende deelonderzoeken:
- Onderzoek naar de oorzaken van vernatting in het gebied langs de dijk;
- Beschouwing van de kans en het gevolg van een mindere kwaliteit van de boorpalenwand voor de waterveiligheid van de dijk na dijkversterking;
- Het beoordelen van de waterveiligheid van de dijkversterking met een boorpalenwand in relatie tot de vernatting, verminderde kwaliteit boorpalenwand, lokaal grondgedrag.
Conclusies Deltares onderzoeken fase 3
Ten aanzien van vernatting
Vernatting als gevolg van de aanleg van de boorpalenwand
Deltares concludeert op basis van het uitgevoerde onderzoek dat op diverse locaties kortsluiting is ontstaan tussen de tussenzandlaag en het pleistocene zand als gevolg van de aanleg van de boorpalenwand. De invloed van kortsluiting reikt tot 10 á 20m en beperkt zich tot de diepere watervoerende lagen en heeft geen consequenties voor de hoogte van de freatische grondwaterstand. Daarnaast is er sprake van lekkage langs ankerstrengen vanuit de watervoerende zandlagen naar het maaiveld. Deze lekkage leidt tot een stijging van de freatische grondwaterstand in de directe omgeving van de deksloof, wat leidt tot vernatting tot op enkele meters afstand van de lekkende ankers.
Vernatting in breder perspectief
Naast bovenstaande oorzaak van vernatting spelen andere fenomenen binnen dit kwelgebied een rol. Grondophogingen leiden tot stijging van de grondwaterstand en dus tot vernatting. Verdere verklaringen voor vernatting zijn het toepassen van niet verweerde klei, lokale ingrepen in het terrein, autonome bodemdaling en effecten door een verminderde werking van drains.
Ten aanzien van waterveiligheid
Kwaliteit boorpalenwand
De boorpalenwand (de boorpalenwand, de strengankers en de deksloof) functioneert zoals beoogd. Er is geen reden om aan te nemen dat de boorpalenwand op dit moment minder sterk is dan bepaald tijdens het ontwerp.
Waterveiligheid conform de uitgangspunten van het uitvoeringsontwerp
Uit analyse van de waterveiligheid op basis van de ontwerpmethodiek blijkt dat de restlevensduur van 100 jaar ruim wordt gehaald.
Waterveiligheid op basis van de vigerende norm
De uitgangspunten van het uitvoeringsontwerp zijn in 2017 vervangen. Dit betreft een verandering van de beoordelingssystematiek, geldig voor alle constructies in dijken in Nederland. Analyse van de waterveiligheid op basis van de norm (vanuit het Wettelijk Beoordelings Instrumentarium 2017) laat zien dat de waterveiligheid van de boorpalenwand nu voldoet en tenminste tot 2058. Meerjarige monitoring van waterspanningen en vervormingen van het grondmassief en de boorpalenwand en de optredende kruipbelasting krijgen zal uitsluitsel geven over de waterveiligheid van de boorpalenwand na 2058.
De rapportages zijn te vinden op de website van Waterschap Rivierland.