Benodigd volume voor rivierbodemherstel Rijntakken
Auteur(s) |
E. van der Deijl
Publicatie type | Rapport Deltares
De rivierbodemligging van het zomerbed wordt bepaald door de morfologische processen van erosie en sedimentatie. In Nederland is er in de Rijntakken voornamelijk sprake van rivierbodemdaling door erosie. De afgelopen eeuw is de bodem van de Rijntakken over grote lengten 1,5 tot 2 m gezakt. De bodemdaling zorgt met name bij lage afvoeren voor allerlei knelpunten op de rivier. Deze knelpunten zijn bijvoorbeeld ondieptes, ondergraving van harde constructies zoals brugpijlers, blootlegging van kabels en leidingen, invaartproblemen bij sluisdrempels, moeilijker inname van water bij inlaatpunten en een verandering in de afvoerverdeling van het splitsingspunt. Om de knelpunten van de bodemerosie aan te pakken kan worden gedacht aan herstel van de rivierbodemligging door suppletie van sediment. Dit rapport gebruikt de gemiddelde bodemliggingen van het zomerbed voor de jaren 1980, 1999 en 2020 uit de PMAP-dataset om per rivierkilometer en riviertraject de hoeveelheid sediment te berekenen die nodig is voor het vasthouden van de huidige bodem en of het herstel van de bodem naar de situatie van ongeveer 20 of 40 jaar terug. Zowel voor het behouden van de huidige rivierbodemligging als voor het herstellen van de rivierbodemligging van 20 of 40 jaar geleden moet er sediment worden aangevoerd van buiten de Rijntakken. Voor het behoud van de huidige bodemligging is dit 0,15 miljoen m3 per jaar ; voor herstel van de bodemligging van 20 jaar geleden is dit 8,4 miljoen m3 (eenmalig) en voor herstel van de bodemligging van 40 jaar terug is het 23,6 miljoen m3 (eenmalig). Dit zijn de minimale aan te voeren volumes. Er moet namelijk indien het sediment geschikt is voor suppletie ook sediment worden herverdeeld van trajecten met sedimentatie naar trajecten met erosie, dit betreft 0,03 ; 2,03 en 0,47 miljoen m voor de 3 bekeken bodem scenario’s. Indien dit sediment niet geschikt is voor suppletie zullen ook deze volumes extra aangevoerd moeten worden, dit maakt de totaal te transporteren volumes respectievelijk 0,17; 10,4 en 24,1 miljoen m3. Met deze volumina kan de gedaalde rivierbodem worden vastgehouden op het huidige niveau, respectievelijk weer omhoog worden gebracht naar eerdere niveaus. En vanzelfsprekend kan eenmalig betekenen dat er vele jaren achter elkaar moet worden gesuppleerd; en zijn tussenniveaus denkbaar. Aldus kan al doende worden geleerd hoe zaken uitpakken. Vanwege de verschillende ingrepen die in de afgelopen 40 jaar de hoogteligging van het rivierbed hebben beïnvloed en lokaal verhogingen of verlagingen hebben veroorzaakt is echter het advies om niet klakkeloos de gemiddelde rivierbodem van 20 of 40 jaar geleden aan te houden als nastrevenswaard. Zeker in de trajecten met langsdammen en waar het zomerbed echt ingrijpend is veranderd, zal gekeken moeten worden wat de meest gewenste gradiënt en dus hoogteligging van de rivierbodem zou moeten zijn, mede in relatie tot boven- en benedenstrooms gelegen trajecten.