Botsproef toepassen grond in diepe plassen
Auteur(s) |
A.J. Wijdeveld
|
F.M. Kleissen
Publicatie type | Rapport Deltares
Een botsproef is bedoeld als kritische test van de werking en effecten van het instrumentarium van de wet en om inzicht te krijgen in de werking en de effecten van de
bijbehorende kerninstrumenten. Hierbij geldt ook nog of het snel gaat, het flexibel is, en de vraag of dit uiteindelijk leidt tot goede kwaliteit van de leefomgeving.
Met de invoering van de omgevingswet per 01-01-2024 is het aanbrengen van grond of baggerspecie in diepe plassen vergunningplichtig voor nieuwe activiteiten (en met een 3 jarige overgangsperiode voor al lopende activiteiten). Een nieuw aspect in de vergunning dat het effect van het aanbrengen op de waterkwaliteit moet worden getoetst. De KRW staat geen (tijdelijke) achteruitgang toe. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de immissietoetswaarde uit het handboek Immissietoets, toegepast voor twee voorbeeldlocaties.
De botsproeven die voor twee voorbeeldlocaties zijn uitgevoerd richten zich op knelpunten met betrekking tot de emissie van KRW prioritaire stoffen uit de aangebrachte bodem en de invloed op de waterkwaliteit van de betreffende diepe plassen en de aangetakte rivieren. Hierbij is zowel gekeken naar de stortfase bij het aanbrengen van grond of baggerspecie en na de steady state fase na storten.
De belangrijkste conclusies die uit de twee uitgevoerde botsproeven (Kesselse Waard – aantakking met de Maas en Ravenswaarden – aantakking met de IJssel) kunnen worden getrokken zijn:
- Voor de stortfase: Voor beide diepe plassen en de aangetakte rivieren geldt dat er meerdere stoffen zijn die de immissietoetswaarde in zowel de diepe plassen als voor de rivier overschrijden. Het storten (en in mindere mate de locatie) domineert de waterkwaliteit.
- Steady state: Ook na stort blijft de waterkwaliteit in beide plassen tot boven de immissietoetswaarde beïnvloed. Voor de rivieren zijn er veel minder stoffen die de
immissietoetswaarde overschrijding en is de overschrijding meer locatie specifiek.
Om voor de diepe plas (tijdens de stortfase) te voldoen aan de immissietoetswaarde dienen de te accepteren concentraties in de bodem een factor 10 tot 100 lager te liggen dan de bodemclassificatie toelaat voor toepasbare bodem. Lokale condities in de plas en de rivier spelen een rol bij het acceptatiecriterium tijdens storten, maar het generieke effect van storten is dusdanig groot dat dit de waterkwaliteit domineert en tot overschrijding van de immissietoetswaarde voor zowel de plas als rivier leidt.
Na stort (de steady state) spelen de verschillen tussen de lokale condities een grotere rol. Met name in de Rijntakken (botsproef locatie Ravenswaarden ) wordt de immissietoetswaarde voor de rivier voor bijna alle stoffen gehaald. Voor de Maas (botsproef locatie Kesselse Waarden) blijven er voor meerdere stofgroepen (metalen, PAK’s, gechloreerde verbindingen) overschrijdingen van de immissietoetswaarden. Lokale condities spelen een cruciale rol of in de rivier voldaan kan worden aan de immissietoetswaarde.