Eindadvies ANT Oosterschelde : maatregelen ten behoud van natuur (Natura2000 - instandhoudingsdoelen) en veiligheid in de Oosterschelde
Auteur(s) |
J.G. de Ronde
|
J.P.M. Mulder
|
L.A. van Duren
|
T. Ysebaert
Publicatie type | Rapport Deltares
In dit eindadvies staan de oplossingsrichtingen aangegeven om in de Oosterschelde de effecten van de zandhonger tegen te gaan en de Natura2000 doelen in stand te houden. Het verdwijnen van het intergetijdengebied als gevolg van de zandhonger zorgt voor een algehele kwaliteitsvermindering van het habitattype H1160 (grote baaien) voor Nederland. De ANTOosterschelde studie heeft zich primair gericht op de instandhoudingsdoelen met betrekking tot de steltlopers in het gebied. De aanname is dat als de abiotische randvoorwaarden voor de steltlopers op orde zijn, ook de andere natuurdoelen die door de zandhonger worden bedreigd gehaald zullen worden. Een algehele achteruitgang van de steltlopers is in de periode 1987 - 2010 nog niet vast te stellen. De steltlopers zijn van de platen en slikken afhankelijk voor hun voedsel. Er zal dus een moment komen dat de afname van het intergetijdengebied negatief gaat werken op de vogelaantallen. Er is een risico dat dit een plotselinge omslag zal zijn die niet of moeilijk omkeerbaar is. Om dit mogelijke knikpunt te voorkomen is tijdig ingrijpen nodig. Structurele oplossingen zoals het morfologisch in evenwicht brengen van de Oosterschelde of het weghalen van kering en compartimenteringsdammen zijn niet realistisch. Door alleen het in stand houden van de kerngebieden (ongeveer 50% van het totale areaal) is het mogelijk om 80 tot 90% van de aantallen steltlopers in stand te houden. Zandsuppleties en optimalisatie door middel van oesterriffen en dammetjes zijn hiervoor het beste middel. De hoogste prioriteit ligt in het westen (Roggenplaat en Neeltje Jans), gevolgd door het middengebied. Het 100% in stand houden van de natuurdoelen vergt aanzienlijk meer inspanning. De nog grote onzekerheden in de te verwachten morfologische en ecologische effecten pleiten voor een gefaseerde aanpak. Op grond van de hiermee verkregen nieuwe kennis kunnen volgende fases worden gedefinieerd. Goede monitoring en gedegen onderzoek, met name ook van de TO situatie, is onontbeerlijk voor een dergelijke gefaseerde aanpak.