Getijdenafzettingen en piping: een quickscan : karakteristatie, inventarisatie en demonstratie
Auteur(s) |
M.P. Hijma
|
A.P. Oost
Publicatie type | Rapport Deltares
De pipingproeven die aan de basis van de rekenregel van Sellmeijer liggen zijn vrijwel altijd uitgevoerd met zand zonder de fractie <63 μm (lutum en silt) en met een smalle korrelgrootte-verdeling (homogeen zand). Daarnaast is het zand van origine meestal afgezet door rivieren. Rivierzand is sterk afwijkend van het zand dat afgezet wordt in getijdengebieden: dat zand bevat in de regel relatief veel lutum- en siltdeeltjes. De vraag die dan rijst is of de rekenregel ook geldig is voor getijdenzand en ook toegepast kan worden in gebieden met getijdenafzet-tingen onder de dijken (Zeeland, Zuid- en Noord-Holland, Friesland, Groningen). Deze vraag rijst des te meer door het feit dat in gebieden met getijdenafzettingen er zeer weinig zandmee-voerende wellen zijn waargenomen (<10 voor heel Nederland) en in gebieden met rivierafzet-tingen juist zeer veel (>200 voor heel Nederland). Deze quickscan geeft een karakterisatie van getijdenafzettingen, inventariseert het voorkomen van zandmeevoerende wellen in getijdenafzettingen en eerdere relevante pipingproeven en demonstreert piping in getijdenzand door middel van kleine schaalproeven.