Relatie afvoer Maas en Rijn en waterkwaliteitsproblemen met oog op drinkwaterbereiding
Auteur(s) |
N.L. Kramer
|
K. Ouwerkerk
Publicatie type | Rapport Deltares
Uit de rivierdossiers waterwinningen Maas en Rijndelta (Arcadis, 2019) blijkt dat concentraties van verontreinigende stoffen en chloride toenemen bij lage rivierafvoeren. Bij laagwater moet immers dezelfde vracht over minder water worden verdeeld, waardoor hogere concentraties optreden. Voorliggend rapport gaat in op de relatie tussen de afvoer van de Rijn enerzijds en de Maas anderzijds en het optreden van problemen met de waterinname voor drinkwaterbedrijven.
De waterkwaliteit van de Rijn en de Maas wordt beïnvloed door de stoffen die in het water zitten. Of een bepaalde stof een relatie heeft met de grootte van de rivierafvoer zal afhangen van de emissieroutes, het type lozing (continu/seizoen afhankelijk/incidenteel), de persistentie (halfwaardetijd) van de stof en de adsorptie-eigenschappen. In dit rapport zijn per gebruikerscategorie (ofwel emissieroute) representatief geachte stoffen geselecteerd binnen de groepen bestrijdingsmiddelen (isoproturon, glyfosaat, AMPA), industriechemicaliën (MTBE, PFOA, PFOS, EDTA en 1,4-dioxaan), medicijnresten (jomeprol en totaal metformine) en natuurlijke parameters (temperatuur, chloride, mosselmonitor). Vervolgens zijn de tijdseries en de relatie tussen afvoer en concentratie voor de periode 2000-2020 in beeld gebracht voor verschillende Maas locaties (Eijsden, Roosteren, Heel, Brakel, Keizersveer) en Rijn locaties (Lobith, Nieuwegein, Nieuwersluis en Haringvliet). En is er gekeken of er voor deze stoffen in het verleden innamestops zijn geweest en of dit te maken had met laagwater en/of een calamiteit.
In dit rapport zijn de tijdseries en correlatieplots voor alle locaties weergegeven. De tijdseries voor alle locaties geven inzicht hoe de concentraties zich in benedenstroomse richting veranderen. Bij de correlatieplots is met name aandacht besteed aan de locaties Keizersveer, Heel, Roosteren, Eijsden en Lobith. Op de overige locaties wordt een mogelijke relatie verstoord door lange looptijden, verblijftijden, overige factoren en/of operationeel beheer.