Meer voorbereid op overstromingsrisico’s door duidelijke informatie
Bewoners in Limburg waren niet allemaal goed op de hoogte van mogelijke overstromingsrisico’s en een deel was erg verrast dat overstromingen in deze mate in hun woonplaats kunnen voorkomen. Dat is een van de conclusies van een onderzoek uitgevoerd door de Vrije Universiteit Amsterdam en Deltares, naar aanleiding van het hoogwater in juli 2021. Vergroting van het risicobewustzijn kan ertoe leiden dat burgers (en ook overheden) zich beter op overstromingen voorbereiden, waardoor bij toekomstige gebeurtenissen de schade en kans op slachtoffers kan worden verkleind.
Belangrijke punten uit het onderzoek, uitgevoerd onder leiding van VU Amsterdam en Deltares in samenwerking met TU Delft, HKV Lijn en Water en Kantar Public:
- Een deel van de inwoners was verrast dat overstromingen in deze mate in hun woonplaats kunnen voorkomen. Overstromingen langs de zijrivieren van de Maas waren erg gevaarlijk en hebben geleid tot veel stress. De meeste schade is opgetreden langs de Geul.
- Duidelijke, tijdige én meer locatie-specifieke informatie over overstromingsgevaar en handelingsperspectief kunnen het risicobewustzijn van burgers vergroten. Vergroting van het risicobewustzijn kan er toe leiden dat burgers zich beter op overstromingen voorbereiden, waardoor bij toekomstige gebeurtenissen de schade en kans op slachtoffers kan worden verkleind. Mensen die weten dat ze kunnen overstromen, zijn vaak beter voorbereid (zie figuur).
- Hoe het herstelvermogen van de samenleving na een ramp kan worden verbeterd, is onderwerp voor nader onderzoek.
Lessen voor de toekomst
Om lessen voor de toekomst te kunnen trekken uit de gebeurtenis in Limburg is begin 2022 een onderzoek gestart onder huishoudens en bedrijven in de overstroomde gebieden en gebieden die te maken hebben gehad met een grote overstromingsdreiging. Hiervoor is een vragenlijst verstuurd naar 11 duizend adressen.
Ongeveer de helft van deze adressen bevond zich in het overstroomde gebied, de andere helft bevond zich in een gebied dat niet direct overstroomd was, maar waar wel een noodverordening vanwege evacuatie en ramptoerisme van kracht was. In totaal hebben 72 bedrijven en 1513 huishoudens de vragenlijst ingevuld. Het onderzoek levert waardevolle informatie op over de effectiviteit van maatregelen en waarschuwingen, evacuatiegedrag, schade en schadeafwikkeling.
Hoge waterstanden langs de Geul
Het water heeft met name langs de Geul veel schade veroorzaakt. Het grootste deel van de overstroomde huishoudens in het onderzoek bevindt zich in deze regio. Hier blijkt dat het water in veel gevallen met hoge snelheid de woning binnendrong, en bij een derde van de getroffen huishoudens langs de Geul bereikte het water zelfs binnen één uur het hoogste punt. De snelle stijging van het water en dat het zo hoog kon worden heeft veel bewoners in deze regio verrast waardoor preventieve beschermingsmaatregelen vaak niet mogelijk waren.
Kymo Slager (onderzoeker Deltares): “Overstromingen door extreme regen zijn – zeker in beekdalen – nooit helemaal te voorkomen en de kans op extreme regen neemt door klimaatverandering alleen maar toe. We moeten daarom voor het geval dát het gebeurt, beter samenwerken in de bewustwording en bestrijding, en zorgen dat het herstel van een overstromingsramp voor alle getroffenen goed geregeld is.”
Overstromingsschade en schadevergoeding
De overstromingsschade blijkt hoger langs de Geul (en ook de Roer) dan langs de Maas, met gemiddelde schade aan de woningen en inboedels van respectievelijk 65.000 euro en 17.000 euro. Huishoudens verwachten ongeveer 60 procent van de totale schade vergoed te krijgen door de overheid of verzekeraars. Verzekeraars hadden binnen een half jaar na de overstroming meer dan de helft van de vergoedingen uitgekeerd. De overheid heeft vanuit de Wet Tegemoetkoming Schade bij Rampen (WTS) na een half jaar ongeveer een kwart van de tegemoetkoming aan huishoudens uitbetaald.
Waarschuwingen, evacuatie en overstromingsmaatregelen
Tot 45 procent van de bewoners in het bedreigde gebied geeft aan dat zij geen tijdige overstromingswaarschuwingen hebben gekregen. Evacuatie-adviezen dragen aanzienlijk bij aan het besluit van inwoners om te evacueren: waar van de gewaarschuwde groep ruim 80 procent evacueert, gaat van de niet gewaarschuwde groep ongeveer 20 procent over tot evacuatie. Meer dan driekwart van de geëvacueerde bewoners kon terecht bij vrienden en familie. Centrale opvangplaatsen speelden slechts een kleine rol. Minder dan 5 procent van de geëvacueerden is hier opgevangen.
Ongeveer de helft van de gewaarschuwde huishoudens heeft hun auto naar een veilige plek kunnen verplaatsen, terwijl dit een kwart was voor de groep die niet is gewaarschuwd. Ook andere maatregelen, zoals het hoger plaatsen van bezittingen of een waterbestendige vloer binnen de woning weten overstromingsschade met 20 procent tot 50 procent te verminderen.
Het plaatsen van zandzakken en waterkerende schotten heeft niet altijd geleid tot een afname van de schade, in twee derde van de gevallen bleek dat de schotten en zandzakken niet hoog of sterk genoeg waren om het water tegen te houden.
VU-hoogleraar en onderzoeksleider Wouter Botzen: “Deze resultaten onderstrepen dat schadebeperkende maatregelen genomen door huishoudens een belangrijke rol kunnen spelen in het reduceren van overstromingsrisico’s.”