Deltares onderzocht voor het Deltaprogramma Zoetwater wat de consequenties zijn voor de zoetwatervoorziening als het veenweidegebied op grote schaal wordt natgehouden. De resultaten laten zien de regionale veenweidestrategieën voor de aanpak van bodemdaling én de zoetwaterstrategie een integrale afweging vergt.

Grotere kans op knelpunten in de zoetwatervoorziening

Er zijn veel maatregelen mogelijk om het veenweidegebied te vernatten en daarmee maaivelddaling tegen te gaan, zoals onderwaterdrainage, drukdrainage, peilverhoging, onder water zetten (natte teelten). In de berekeningen is uitgegaan van de grootschalige aanleg van infiltratiedrains (ofwel: onderwaterdrainage) en het hoger houden van slootpeilen (ofwel: peilfixatie). Met onderwaterdrainage kan preciezer gestuurd worden op een gewenst grondwaterpeil. Dit heeft in potentie voordelen voor de landbouw, omdat de kans op waterlast kleiner wordt en de gevolgen van droogte worden verminderd. Met peilfixatie wordt het gewenste oppervlaktewaterpeil niet meer gecorrigeerd voor de maaivelddaling, waardoor de drooglegging vermindert. Als gevolg van deze maatregelen verdampt er in de zomer wel meer water, wat moet worden aangevuld. Uit de berekeningen blijkt dat de watervraag voor peilbeheer met 3-12% toeneemt, afhankelijk van de ernst van de droogte en de grootte van het gebied. Ook blijkt dat deze extra vraag voor peilbeheer in een warmer klimaat niet altijd geleverd kan worden.

Locaties-waar-in-het-model-onderwaterdrainage-oranje-en-passieve-peilstijging-peilfixatie-blauw-is-toegepast.
Locaties-waar-in-het-model-onderwaterdrainage-oranje-en-passieve-peilstijging-peilfixatie-blauw-is-toegepast.

In West-Nederland ontstaan naar schatting eens in de 10 jaar significante watertekorten in een warmer klimaat. De capaciteit van de Klimaatbestendige Wateraanvoervoorziening (KWA) is dan niet toereikend om in alle vragen te voorzien, met gevolgen voor landbouwopbrengst, waterkwaliteit, en stabiliteit van veenkades. Deze tekorten nemen door de maatregelen met circa 15% toe. In de huidige strategie van het Deltaprogramma wordt al rekening gehouden met capaciteitsvergroting van het aanvoersysteem om toekomstige watertekorten te reduceren.

In Noord-Nederland zorgen de maatregelen voor een 9-12% grotere watervraag voor peilbeheer in het totale aanvoergebied van het IJsselmeer/Markermeer. In het huidige klimaat kan deze extra watervraag nog geleverd worden, maar in een warmer klimaat zal onze Nationale Regenton vaker worden uitgeput. Er zullen dan veel vaker afwegingen gemaakt moeten worden tussen de verschillende watervragers. Aangezien waterlevering voor peilbeheer in de meeste gebieden voorrang krijgt, in lijn met de verdringingsreeks, betekent dit elders in het systeem een grotere kans op beregeningstekorten en afname van de kwaliteit van het oppervlaktewater door doorspoelbeperkingen. De grondwaterstand in de veenweidegebieden wordt in de berekeningen gemiddeld gezien hoger wordt, maar kan in extreem droge jaren nog steeds ver uitzakken onder streefpeil met maaivelddaling tot gevolg (figuur 2). Ook hier wordt duidelijk dat de bodemdalingsopgave niet los kan worden gezien van de klimaatadaptatie-opgave.

Meer onderzoek nodig

Er wordt nog uitvoerig onderzoek gedaan naar de meest effectieve manier om veenweidegebied nat te houden en daarmee de uitstoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken. De berekeningen laten zien dat onderwaterdrainage en peilfixatie in staat zijn om gemiddelde grondwaterstanden in de zomer te verhogen. In droge jaren is het effect echter kleiner en kunnen grondwaterstanden nog steeds ver uitzakken. Dit komt enerzijds doordat hoge verdamping maar ten dele gecompenseerd kan worden met de wateraanvoer via de onderwaterdrains, zelfs als de sloten goed op peil worden gehouden. Veldproeven laten bijvoorbeeld zien dat de effectiviteit van veel factoren afhankelijk is, zoals de onderlinge afstand van de drains. Anderzijds kunnen slootpeilen in droge zomers toch nog uitzakken als gevolg van beperkingen in wateraanvoer. De effectiviteit van maatregelen om grondwaterstanden hoog te houden kan hierdoor lager uitvallen dan verwacht. Wat dit betekent voor het vertragen van bodemdaling en daarmee het beperken van de uitstoot van broeikasgassen moet nog verder worden onderzocht.

Gesimuleerde effect van het nathouden van veenweidegebieden op de variatie in de laagste zomergrondwaterstand, gemiddeld over het veenweidegebied in Friesland en Groningen. Links: huidig klimaat en landgebruik, rechts: bij sterke klimaatverandering.
Gesimuleerde effect van het nathouden van veenweidegebieden op de variatie in de laagste zomergrondwaterstand, gemiddeld over het veenweidegebied in Friesland en Groningen. Links: huidig klimaat en landgebruik, rechts: bij sterke klimaatverandering.

Deze pagina delen.